RICHTLIJNEN VOOR HET INVULLEN V/H KWVBV JEUGDWEDSTRIJDBLAD

ALGEMEEN

 

1.         VOOR DE WEDSTRIJD

Boven links

1.3       PLAATS:                    Stad of gemeente invullen.
1.4       UUUR:                       Het officiële uur invullen.
1.5       HOM.CODE:                         Na de H en voor het streepje: De code van de zaal (vb: Z02a voor zaal 1 in Zedelgem) invullen. Na het streepje het
nummer van het terrein invullen (zie hiervoor de types van de gehomologeerde zalen: vb: nr 1 voor het
middenterrein)

Boven rechts

 

Midden links

 

Direct na de toss.

 

12 minuten voor aanvang van het spel.

 

 Na het fluitsignaal van de SR voor wissel noteert de SR in de betreffende set onder het truinummer van de speler die gewisseld wordt
het truinummer van de wisselspeler. De setstand wordt niet genoteerd. Bij een eventuele terugwissel wordt het truinummer van de speler die
het veld verlaat omcirkeld (de onderste). Dit betekent dat deze speler (tenzij bij uitzonderlijke wissel) in deze set niet meer mag aantreden.
Een uitzonderlijke wissel wordt genoteerd in het vak “OPMERKINGEN”.

        Elke ploeg heeft per set recht op 2 gewone TO’s (er zijn geen TTO’s bij de jeugd). Na het fluitsignaal voor TO door de SR, noteert de SR de
TO door in de betreffende set onderaan in het vakje ‘TO’ eerst de punten in te vullen van de aanvragende ploeg en na het streepje de punten
van de andere ploeg. Voor de 2° TO van dezelfde ploeg wordt het tweede vakje gebruikt.

       De sancties waarschuwing en bestraffing voor tijdwinst, en bestraffing, uitwijzing en uitsluiting voor onsportief- of wangedrag worden
ingeschreven in het vak “SANCTIES” midden onderaan het JWSB op de volgende manier:

        (a) Algemeen
1. Sancties voor de eerste set en tussen twee sets in worden toegepast op de eerstvolgende set.
2. Bij sanctie voor spelvertraging altijd SV onder betreffende sanctie (waarschuwing of bestraffing), ploeg (“Th”thuis of
“Be”bezoekers), set en setstand aanduiden.
3. Bij sanctie voor wangedrag altijd gesanctioneerde onder betreffende sanctie, ploeg (Th of Be), set en setstand aanduiden.
4. Bij noteren setstand altijd eerst punten gesanctioneerde ploeg vermelden.

          (b) Sancties
1. Waarschuwing (W) (geen kaart, geen wijziging opslag en geen wijziging setstand)
a. Waarschuwing voor onsportief gedrag (SR waarschuwt via de spelkapitein de ganse ploeg). Dit wordt NIET GENOTEERD op het
wedstrijdblad
b. Waarschuwing voor spelvertraging ( SR duidt uurwerk aan met de hand). Dit wordt genoteerd als SV onder “W”waarschuwing .
2.  Bestraffing (B) (gele kaart)
a.  Bestraffing voor wangedrag. De SR “duidt gesanctioneerde aan” (**) en toont de gele kaart.
b.  Bestraffing voor spelvertraging. De SR houdt gele kaart aan uurwerk en duidt de bestrafte ploeg aan.
c.  Bij bestraffing, zowel voor wangedrag als tijdwinst:
- Indien de bestrafte ploeg de opslag had gaat de opslag naar de andere ploeg en krijgt de andere ploeg een punt.             
- Indien de bestrafte ploeg de opslag niet had wordt er een punt toegekend aan de andere ploeg.        
d. Bestraffing wordt altijd genoteerd als SV (spelvertraging) of  “gesanctioneerde” (*) onder “B”bestraffing.
3.  Uitwijzing (Uw) (rode kaart)
De SR duidt de gesanctioneerde aan (**) en toont de rode kaart. De gesanctioneerde wordt genoteerd (*) onder “Uw”. Er
verandert niets aan setstand en opslaggever. De uitgewezene moet reglementair gewisseld worden. Deze moet plaatsnemen op  
de strafstoel tot het einde van de set.
4.   Uitsluiting (Us) (gele en rode kaart)
De SR duidt de gesanctioneerde aan (**) en toont de gele en de rode kaart. De gesanctioneerde wordt genoteerd (*) onder “Us”.   
Er verandert niets aan de setstand en opslaggever. De uitgesloten speler moet reglementair gewisseld worden. De
gesanctioneerde verlaat de speelruimte.

 

                       *     De gesanctioneerde wordt als volgt genoteerd: truinummer voor spelers, C  voor coach, AC voor assistent-coach, V voor
verzorger en D voor dokter.
**  De gesanctioneerde wordt als volgt aangeduid:
-      De SR roept de gesanctioneerde bij zich als die op het terrein staat.
-      De SR roept de spelkapitein bij zich als de gesanctioneerde niet op het terrein staat en deelt hem mee wie bestraft
wordt. De spelkapitein verwittigt de gesanctioneerde. De gesanctioneerde staat recht en steekt de hand op.

 

De SR schrijft in het vak “RESULTAAT”:

De SR schrijft in het vak “Fair-play”

Eindopmerkingen

           noteren, die op het gepaste ogenblik werden geformuleerd.

Handtekeningen

            SRs)

 

Dan wordt het WSB zo volledig mogelijk ingevuld en opgestuurd.

wedstrijdblad

 

RICHTLIJNEN VOOR HET INVULLEN VAN HET WEDSTRIJDBLAD IN W.VL ALGEMEEN

  1. Het wedstrijdblad (WSB) moet klaar zijn (punt 1 ingevuld) een half uur voor aanvang van de wedstrijd.
  2. Het wedstrijdblad moet ingevuld worden met een blauwe of zwarte balpen.
  3. Alle namen worden duidelijk leesbaar ingevuld, bij voorkeur in BLOKLETTERS.
  4. De markeerder vult de hoofding in.
  5. De coach, de kapitein of de ploegafgevaardigde van elke ploeg vult de spelerslijst en de niet-spelers in (de coach en de kapitein tekenen pas na de toss).
  6. Telkens in het verder verloop van de cursus aangegeven wordt dat de markeerder iets moet melden aan de tweede SR, dient dit vanzelfsprekend te gebeuren aan de eerste SR indien geen tweede SR aanwezig is.
  7. Het WSB moet ingevuld zijn in minstens 3 exemplaren: het origineel voor de verantwoordelijke wedstrijdbladen van POC, een kopie voor de bezoekende ploeg en een kopie voor de thuisploeg. Dit geldt niet voor invallerwedstrijden.
  8. Bij seniorwedstrijden ligt het WSB voor de toss in een afzonderlijke ruimte. Direct na de wedstrijd wordt het WSB terug naar die afzonderlijke ruimte gebracht waar het verder wordt ingevuld en afgesloten.

 

1.         VOOR DE WEDSTRIJD MOET DE MARKEERDER NAZIEN OF DE LIJNEN EN VAKJES, TOEPASSELIJK OP DE      ONTMOETING, JUIST WERDEN INGEVULD EN ZE EVENTUEEL VERVOLLEDIGEN ALS VOLGT:

A.        IN HET BOVENSTE GEDEELTE VAN HET WEDSTRIJDBLAD:

1.1.      Naam van de provincie invullen.
1.2.      Aard van de wedstrijd (hoofd-, reserve- of beker) aankruisen.
1.3.      Niveau van de wedstrijd aanduiden.
1.4.      Afdeling van de wedstrijd (reeks)
1.5.      Terreinafgevaardigde (naam en vergunningsnummer en handtekening)
1.6.      Aankruisen “mannen” of “vrouwen”.
1.7.      Namen van de ploegen (schrijf de namen van de ploegen volgens de volleybalkalender ) “A” en “B” statuut worden NA de toss ingevuld

  1. 1.8.      Plaats (stad, gemeente) invullen.
  2. 1.9.      Zaal (naam van het stadion of sportcomplex zoals vermeld in volleybalkalender) invullen.
  3. 1.10.    Datum (dag, maand, jaar) en uur van de wedstrijd invullen.
  4. 1.11.    Wedstrijdnummer invullen.
  5. 1.12.    Homologatiecode invullen.
  6. Provincie: homologatiecode invullen gevolgd door een streepje en het terreinnummer (zie volleybalkalender of homologatiekaart

      (vb. 1PH Packo Zedelgem = H.Z.02a-1)

  1. Divisie en nationale: zie homologatieformulier(vb. Packo Zedelgem = AABACAAAA)

B.        RECHTS IN HET ONDERSTE GEDEELTE VAN HET WEDSTRIJDBLAD

1.13.    Ploegen (de thuisploeg links, de bezoekers rechts, in dezelfde volgorde als onder 1.7.) Hier ook het stamnummer van de club en het
codenummer van de spelerslijst per ploeg vermelden.

1.14.    Truinummers, vergunningsnummers, naam en initiaal voornaam van de spelers die AANWEZIG ZIJN  van elke ploeg. De libero’s worden ook bij de spelers ingeschreven.

  1. De vergunningsnummers van “NIET-EU SPELERS” worden onderlijnd.
  2. De truinummers van de kapiteins worden omcirkeld.
  3. Niet gebruikte lijntjes openlaten.
  4. Een doorstreepte lijn mag niet meer gebruikt worden.

1.15.    LET OP: De libero’s worden ingeschreven onmiddellijk na de toss en worden niet meer ingeschreven op het opstellingsbriefje van de eerste set.
1.16.    Naam en vergunningnummer van de coach, assistent-coach, verzorger en dokter van elke ploeg.

C.        IN HET ONDERSTE GEDEELTE VAN HET WEDSTRIJDBLAD,  onder het opschrift “GOEDKEURING”  worden de namen van de
            volgende personen ingeschreven:

1.17.    De eerste scheidsrechter (+ vergunningnummer indien geen officieel aangeduide SR)
1.18.    De tweede scheidsrechter (+ vergunningnummer indien geen officieel aangeduide SR)
1.19.    Markeerder 1 (+ vergunningnummer) (= Markeerder aangeduid door de thuisploeg)
1.20.    Markeerder 2 (+ vergunningnummer.) (= Markeerder aangeduid door de bezoekers)

2.        NA DE TOSS, MAAR VOOR DE AANVANG VAN HET SPEL ( = 1ste OPSLAG)

2.1      Direct na de toss kunnen de libero’s nog worden ingevuld indien dit nog niet was gebeurd, tekenen beide kapiteins en coaches voor akkoord (van punt 1). Vanaf nu kunnen geen wijzigingen meer aangebracht worden (ook niet in het vak “LIBERO”). Bijschrijven van spelers of niet-spelers kan nog tussen de sets, (indien er nog lijnen beschikbaar zijn) mits KENNISGEVING aan de eerste scheidsrechter. De spelkapitein van de andere ploeg wordt hiervan op de hoogte gebracht. Wat de spelers betreft, deze moeten zich aanbieden in spelerskledij.

2.2.      Direct na de toss krijgt de markeerder volgende informatie van de eerste SR:
a: De ploeg die als eerste opslaat.
b: Het kamp waarin elke ploeg begint

 2.3.     Na deze inlichtingen te hebben ontvangen, gaat de markeerder als volgt te werk:

        a. In het bovenste gedeelte links “SET 1” genoemd, schrijft hij de namen van de ploegen “A” en “B” in het vakje dat overeenkomt met die kant van het terrein waar elke ploeg de set begint (ploeg “A” staat links van de markeerder, ploeg “B” rechts) en kruist de “O” aan van de ploeg die het eerste opslaat en vervolgens de “R” van de ploeg die de eerste opslag ontvangt.

b. Dan, in het rechtse deel, “SET 2” genoemd, mag hij op de rechterzijde de naam van ploeg “A” en op de linkerzijde de naam van ploeg “B” schrijven. Vervolgens kruist hij de  “O” of de “R” van elke ploeg op zodanige manier aan dat de ploeg aan de opslag deze is die in de  vorige set de eerste opslag ontving en omgekeerd.

        c. Onder het gedeelte voorbehouden voor “SET 1” bevindt zich het vak van “SET 3”. Daar mag hij de naam van de ploegen inschrijven en kruist de letters “O” en”R” op dezelfde manier aan als in de eerste set. Voor de reservewedstrijd wordt nu set 5 ingevuld in plaats van set 3.

        d. Indien nodig, vindt men rechts, onder het vak van “SET 2” het vak “SET 4”, waarin de namen van de ploegen mogen worden ingevuld en de letters “O” en “R” worden aangekruist zoals in “SET 2”.

e. In het bovenste gedeelte vult hij “A” en “B” in naast “PLOEGEN” zoals in set 1.
In het onderste gedeelte rechts, naast “PLOEGEN” vult hij “A” en “B” in zoals in set 1.

2.4.      Voor elke set (12 min voor aanvang eerste set en snel na einde volgende sets), krijgt hij de ondertekende opstellingsbriefjes van de tweede scheidsrechter, of coaches.
Op de opstellingsbriefjes (fig.1) staan de nummers van de spelers in de volgorde dat zij zullen opslaan tijdens de set. Het nummer van de
kapitein moet omcirkeld zijn.

LET OP: Een libero mag ook bij de “PLOEGEN” ingeschreven worden tussen de sets, en dit door de coach of kapitein, mits KENNISGEVING aan de eerste SR, op voorwaarde dat hij niet op het WSB stond. Dit is tevens geldig voor een tweede libero op voorwaarde dat hij dan als twaalfde speler zijn ploeg vervolledigt.

a. Hij controleert als de vermelde nummers ingeschreven zijn in het vak “PLOEGEN”

  1.  
  2.         b. Hij schrijft in het vak onder de Romeinse cijfers I tot VI op de lijn voorbehouden voor “BASISSPELERS” voor elke ploeg, de nummers van de spelers zoals aangeduid onder de Romeinse cijfers I tot VI en op de respectievelijke opstellingsbriefjes. Hij trekt een streepje onder het nummer van de kapitein. Hierdoor kan je heel snel de SR inlichten als de kapitein bij een wissel of vervanging het terrein verlaat.
  1.          
  2.  
  3. 3.         TIJDENS HET SPEL GAAT DE MARKEERDER VERDER ALS VOLGT TE WERK:
  4.  
  5. 3.1.      In het vak “BEGIN” in het bovenste deel van “SET 1” noteert hij het uur van de eerste opslag.
  6.             Voorbeeld: 16.00 (juiste tijd uitgedrukt in uren en minuten)
  7.  
  8. 3.2.      Hij controleert de opgelegde opslagvolgorde volgens de inschrijving van de spelers zoals ze onder Romeinse cijfers I tot VI is aangeduid op de lijn basisspelers in iedere set.
  9.             Elke afwijking hierop meldt hij (na de opslag) aan de 2de SR. Je kunt de aandacht trekken door een beweging met de arm, een audiosignaal, enz..
  10.  
  11. 3.3.      Hij noteert de opslagen van elke speler en controleert het resultaat van elke opslag in de volgorde van de vakken 1 tot 8, in de kolom waarin het nummer van de opslaggever is opgetekend, overeenstemmend met de vier lijnen genoteerd in het vak “ROTATIES” in het linker gedeelte van het vierkant van de set.
  12.             De markeerder handelt als volgt:
  13.  
  14.         a. De eerste opslag wordt aangetekend met het doorhalen van het minicijfertje 1 in de kolom I van de speler aan de opslag. Onmiddellijk nadat de ploeg de eerste opslag verliest, noteert hij in het vakje ”ROTATIES” het aantal aangetekende punten van de ploeg aan de opslag.    
  15.  
  16.         b. Vervolgens gaat de markeerder naar dat deel van “PLOEG B” van de eerste set en doorkruist met een X vak 1. De ploeg moet dan een rotatie uitvoeren en de speler waarvan het nummer is ingeschreven in kolom II moet nu opslaan. De markeerder moet dan het minicijfertje in het vakje 1 van kolom II doorstrepen.
  17.  
  18.         c. Rechts van de kolommen I tot VI van elke ploeg, bevindt zich de kolom “PUNTEN”, genummerd van 1 tot 48. In deze kolom noteert hij van boven naar onder de aangetekende punten van de respectievelijke ploegen die telkens één na één doorgehaald worden.
  19.             Als de ploeg de opslag verliest, wordt het laatst doorgehaalde cijfer in de kolom “PUNTEN” overgebracht naar het vakje (in dit geval rotatievakje I) dat overeenkomt met de speler die de opslag had.
  20.  
  21.         d. Bij opslagwissel bekomt de ploeg die de opslag krijgt een punt.
  22.  
  23.         e. De markeerder meldt de eerste setbal van elke set aan de tweede SR.
  24.  
  25. 3.4.      Voorbeeld van optekening van punten en controle van de opslagen in een set (fig.WSB)
  26.  
  27.         a. Ploeg A mag als eerste opslaan en het nummer 8, ingeschreven op positie I, doet de opslag. Ploeg A wint de spelfase en daaruit voortvloeiend, een punt.
  28.             De markeerder doorstreept de “1” in de kolom “PUNTEN” van ploeg A. Het spel gaat verder en de volgende spelfase wordt eveneens gewonnen door ploeg A. De markeerder doorstreept het nummer 2 in de kolom “PUNTEN”, enz.
  29.             Na het winnen van vier opeenvolgende punten, verliest ploeg A de opslag. De markeerder brengt het cijfer 4 over naar het vakje 1 van kolom I in het rotatievakje van speler nummer 8 van ploeg A. Op dit ogenblik weet men dat deze ploeg 4 punten gewonnen heeft wanneer speler nummer 8 aan de opslag was.
  30.  
  31.         b. De markeerder gaat dan naar het deel van ploeg B en doorstreept het cijfer 1 in de kolom “PUNTEN”  van deze ploeg.
  32.             De markeerder doorstreept met een X  het rotatievakje 1 in kolom I, aangezien deze ploeg een rotatie moet doen voor de eerste opslag die wordt uitgevoerd door de volgende speler.
  33.             De markeerder doorstreept het minicijfertje 1 in het rotatievakje van kolom II. Dit duidt aan dat de speler nr. 1 van ploeg B als eerste opslaat. Ploeg B wint de spelfase en wint dus een tweede punt. De 2 in kolom “PUNTEN” van deze ploeg wordt doorstreept.
  34.             De ploeg verliest de volgende spelfase en dus ook de opslag. De markeerder noteert het cijfer 2 in het rotatievakje 1 van speler nr. 1 van ploeg B die de opslag had. Dit betekent dat ploeg B twee punten. heeft aangetekend en dat speler nr. 1 zijn eerste rotatie aan de opslag heeft beëindigd.
  35.  
  36.         c. De markeerder keert terug naar het gedeelte dat voorbehouden is voor ploeg A en doorstreept er het cijfer 5 in de kolom “PUNTEN”. Daarna doorstreept hij het minicijfertje I van het rotatievakje van kolom II om aan te duiden dat speler nr. 4 aangeduid in deze kolom, deze is die de opslag moet uitvoeren, enz.
  37.  
  38.         d. De markeerder herbegint op dezelfde manier tot aan het einde van de set die eindigt op 28-26 voor ploeg A. Op dit ogenblik neemt hij de tijd op (bijv. 16:26) en schrijft deze in het vak “EINDE” dat daarvoor is voorbehouden.
  39.            
  40.         e. Een set wordt gewonnen door de ploeg die het eerst 25 punten behaalt. Vanaf 24-24 echter wint die ploeg die het eerst 2 punten meer scoort dan de andere.
  41.  
  42.         f. Het laatst aangetekende punt wordt vervolgens genoteerd in het rotatievakje voor de opslagvolgorde van de speler van de winnende ploeg die het laatst heeft opgeslagen. Vervolgens wordt het laatst aangetekende punt. van elke ploeg  omcirkeld in de rotatievakjes. De cijfers die niet doorstreept zijn in de kolom “PUNTEN” van elke ploeg worden als volgt vernietigd: het laatst aangetekende punt wordt onderlijnd en over de rest van de punten. wordt een kruis getrokken.
  43.  
  44.         g. Als het laatste punt gescoord wordt door de ploeg die de opslag niet had op dat ogenblik, dan wordt het aantal gescoorde punten van de winnaar ingevuld onder het nr. van de speler die de opslag het eerst zou ontvangen. Het minicijfertje in het vak voor het inschrijven van de rotaties wordt hier echter NIET doorstreept.
  45.  
  46. 3.5.      In geval van een beslissende set (5e set, fig. WSB set 5) (3e set in invallerwedstrijd)
  47.  
  48.         a. De markeerder volgt dezelfde procedure zoals in de eerste set en maakt gebruik van de eerste twee delen van het vak met het opschrift “SET 5”.
  49.  
  50.         b. Opmerking: Er wordt van kamp gewisseld nadat één van beide ploegen als eerste het 8ste punt heeft aangetekend.
  51.             De markeerder informeert de 2de SR dat het 8ste punt aangetekend werd.
  52.  
  53.         c. Tijdens de wisseling van kamp, nadat het 8ste punt is aangetekend, gaat de markeerder in het derde deel, gans rechts, verder. Hij noteert de volledige opslagvolgorde, de dode tijden, de spelerswissels en de punten van de ploeg die al aangetekend waren in het eerste linkse deel.
  54.             Het totaal van de punten door deze ploeg aangetekend, op het ogenblik van de kampwisseling wordt genoteerd in de cirkel “PUNTEN BIJ WISSELEN” op de eerste lijn van datzelfde derde deel. Tevens wordt er onder het laatst doorstreepte cijfer in elke “Puntenkolom” een horizontaal streepje getrokken. De punten gescoord na de kampwisseling moeten aangetekend worden in de kolom “PUNTEN” uiterst rechts.
  55.  
  56.         d. Wanneer de links ingeschreven ploeg het 8ste punt maakt, dan wordt bij de kampwisseling in het vak van de speler aan de opslag niets ingeschreven. Na de kampwisseling wordt in het rechtse vak het minicijfertje van de opslaggever doorstreept. Bij opslagverlies worden de behaalde punten bij de opslaggever alleen in het rechtse vak ingeschreven.
  57.  
  58.         e. De ploeg die het eerst 15 punten behaalt wint de set. Vanaf 14-14 echter wint de ploeg die het eerst 2 punten meer behaalt dan de andere.
  59.  
  60.         f. Als het laatste punt gescoord wordt door de ploeg die de opslag niet had op dat ogenblik, dan wordt het aantal gescoorde punten van de winnaar ingevuld onder het nr. van de speler die de opslag het eerst zou ontvangen. Het minicijfertje in het vak voor het inschrijven van de rotaties wordt hier echter NIET doorstreept.
  61.  
  62.          g. Ter informatie: Bij de invallerwedstrijd wordt er altijd getost voor de derde set. Er wordt ook altijd van kant gewisseld als een ploeg als eerste 8 punten behaalt.
  63.  
  64. 3.6. WISSELS
  65.  
  66.        Op het ogenblik van het fluitsignaal en teken “wissel” door de scheidsrechter controleert de markeerder welke speler(s) door welke speler(s) gewisseld word(t)(en). Als hij dat gezien heeft steekt hij één hand op (op dit moment laat de tweede scheidsrechter de wissel(s) doorgaan). Na het invullen van de wissel(s) steekt hij ook zijn tweede hand even op (op dit moment laat de eerste scheidsrechter het spel hervatten).
  67.        De procedure voor het wisselen van een speler die de set begon, is als volgt (fig. WSB set 1)
  68.  
  69.         a. De markeerder controleert als het/de nummer(s) van de wisselspeler(s) voorkom(t)(en) in het vak “PLOEGEN”. Het nummer van de wisselspeler wordt genoteerd in het vakje onder het nummer van de speler die het veld verlaat.
  70.  
  71. In dezelfde kolom, maar in het deel “STAND”, vakje bovenaan, moet de stand van de twee ploegen worden ingeschreven ( de stand van de ploeg die de wissel doorvoert links, de andere stand rechts).
  72.  
  73. Zodra een ploeg vijf of zes wissels doorgevoerd heeft meldt de markeerder dit aan de tweede scheidsrechter, dit door het opsteken van evenveel vingers.
  74.  
  75. Wanneer de wisselspeler op zijn beurt wordt gewisseld:

 

    1. De markeerder vergewist er zich van als het nummer van de speler, die hem vervangt hetzelfde is als het nummer dat genoteerd staat

Boven  het nummer van de speler, die het terrein verlaat. Dit laatste nummer wordt omcirkeld om aan te duiden dat deze speler niet
meer mag terugkeren tijdens deze set door een gewone wissel.

                    2.   Het aantal op dat ogenblik door beide ploegen aangetekende punten moet opgetekend worden in het deel “STAND”, vakje onderaan.

                     3.  Voorbeeld (fig. WSB set 1)
i. Speler nummer 6 van ploeg B werd gewisseld door speler nummer 4 op het ogenblik dat de stand 7-12 was en speler nummer 6
kwam terug in het spel toen de stand 10-15 was.
ii. Het eerste cijfer van de stand duidt steeds het aantal punten aan van de ploeg die op dat ogenblik de wissel doet.

        e. Uitzonderlijke spelerswissels worden genoteerd onder “OPMERKINGEN”

        f. Bij uitsluiting of uitwijzing mag geen uitzonderlijke wissel toegepast worden. De markeerder informeert de scheidsrechter.

3.7. DODE TIJDEN (Time-outs)

3.7.1 Technische time-outs (TTO)

          In de sets 1 tot 4 worden 2 TTO’s van 60 sec. toegepast per set: de eerste als een ploeg als eerste 8 punten behaalt, de tweede als een ploeg als eerste 16 punten behaalt. De markeerder meldt begin en einde van deze TTO’s (fluitsignaal, audiosignaal,....). Ze worden NIET genoteerd op het WSB.

3.7.2. Gewone time-outs (TO)

        a. In elke set heeft elke ploeg recht op 2 gewone TO’s van 30 sec.

        b. Onder de kolom “PUNTEN” van elke ploeg vindt men twee vakjes met daarboven de aanduiding “T” (fig. WSB set 1). Als de ploeg zijn eerste dode tijd krijgt, noteert de markeerder in het bovenste vakje, het aantal punten van beide ploegen op dat ogenblik.
Het eerste cijfer duidt steeds het aantal aangetekende punten aan van aanvragende ploeg.

        c. De markeerder meldt de tweede dode tijd aan de tweede scheidsrechter.

        d. Als dezelfde ploeg haar tweede dode tijd krijgt, noteert de markeerder in het onderste vakje het aantal punten van beide ploegen op dat ogenblik.

        e. Voorbeeld (fig. WSB set 1)
Ploeg A heeft haar eerste dode tijd aangevraagd op het ogenblik dat de stand 18-21 was en nam haar tweede dode tijd toen de stand 26-25 was.

3.8.      INSCHRIJVEN VAN SANCTIES

            De sancties waarschuwing en bestraffing voor tijdwinst, en bestraffing, uitwijzing en uitsluiting voor onsportief- of wangedrag worden ingeschreven in het vak “SANCTIES” links onderaan het WSB op de volgende manier:

3.8.1.Algemeen
(a) Sancties voor de 1ste set en tussen twee sets in worden toegepast op de eerstvolgende set.
(b) Bij een sanctie voor spelvertraging: altijd SV onder betreffende sanctie (waarschuwing of bestraffing), ploeg (A of B), set en setstand 
aanduiden.
(c) Bij een sanctie voor wangedrag altijd gesanctioneerde onder betreffende sanctie, ploeg (A of  B), set en setstand aanduiden.
(d) Bij noteren setstand altijd eerst punten gesanctioneerde ploeg vermelden.

3.8.2. Sancties
a. Waarschuwing (W) (geen kaart, geen wijziging opslag en geen wijziging setstand)
i. Waarschuwing voor onsportief gedrag (SR waarschuwt via de kapitein de ganse ploeg). Dit wordt NIET GENOTEERD op het wedstrijdblad.
ii. Waarschuwing voor spelvertraging ( SR duidt uurwerk aan met de hand). Dit wordt genoteerd als SV onder “W” waarschuwing .

       b.  Bestraffing (B) (gele kaart)
i. Bestraffing voor wangedrag. De SR “duidt gesanctioneerde aan”(**) en toont de gele kaart.
ii. Bestraffing voor spelvertraging. De SR houdt gele kaart aan uurwerk en duidt bestrafte ploeg aan.

     Bij bestraffing, zowel voor wangedrag als tijdwinst:
iii. Indien de bestrafte ploeg de opslag had gaat de opslag naar de andere ploeg en krijgt de andere ploeg een punt. Dit punt wordt in de tabel “PUNTEN” niet doorstreept, maar omcirkeld.
iv. Indien de bestrafte ploeg de opslag niet had wordt er een punt toegekend aan de andere ploeg. Dit punt wordt in de tabel “PUNTEN” niet doorstreept, maar omcirkeld. De andere ploeg behoudt de opslag.    
v.  Bestraffing wordt altijd genoteerd als SV (spelvertraging) of “gesanctioneerde”(*) onder “B” bestraffing.

       c.  Uitwijzing (Uw) (rode kaart)
De SR “duidt gesanctioneerde aan”(**) en toont de rode kaart. De gesanctioneerde wordt genoteerd”(*) onder “Uw”. Er verandert niets aan setstand en opslaggever. De uitgewezene moet reglementair gewisseld worden (de markeerder informeert de SR indien dit niet kan). De gesanctioneerde neemt plaats op de strafstoel tot het einde van de set.

       d.  Uitsluiting (Us) (gele en rode kaart)
De SR duidt de gesanctioneerde aan” (**) en toont de gele en de rode kaart. De gesanctioneerde wordt genoteerd”(*) onder “Us”. Er verandert niets aan setstand en opslaggever. Het uitgesloten lid moet reglementair gewisseld worden(de markeerder informeert de SR als dit niet kan). De gesanctioneerde verlaat de speelruimte.
*  De gesanctioneerde wordt als volgt genoteerd:
Truinummer voor spelers, C voor coach, AC voor assistent-coach, V voor verzorger en D voor dokter.
**  De gesanctioneerde wordt als volgt aangeduid:
- de SR roept de gesanctioneerde bij zich als deze op het terrein staat.
- de SR roept de spelkapitein bij zich als de gesanctioneerde niet op het terrein staat en deelt hem mee wie bestraft wordt. De
spelkapitein verwittigt de gesanctioneerde. De gesanctioneerde staat recht en steekt de hand op neemt plaats op de strafstoel tot
het einde van de set of verlaat de speelruimte naar gelang de gekregen sanctie.

.

4.    NA DE WEDSTRIJD SCHRIJFT DE MARKEERDER IN HET VAK “RESULTAAT” (FIG. WSB “RESULTAAT”)

4.1. Eventueel de naam van ploeg A in het deel links en de naam van ploeg B in het deel rechts.

4.2. In het vak “SET-DUUR” noteert hij, tussen de haakjes, naast het nummer van iedere gespeelde set, de duur van de set. In het vak “TOTALE DUUR SETS” noteert hij de totale tijd in minuten van alle gespeelde sets.

4.3. In de vakken “BEGIN WEDSTRIJD” en “EINDE WEDSTRIJD” noteert hij het uur van het begin en het einde van de wedstrijd. Ten slotte noteert hij in het vak “TOTALE DUUR WEDSTRIJD” de totale duur van de wedstrijd.

4.4. In de kolom “P” (“PUNTEN”) van elke ploeg noteert hij in het vak, overeenstemmend met elke set, de aangetekende punten van elke ploeg en in het vak overeenstemmend met de lijn “TOTALE DUUR SETS”, noteert hij het totaal van de punten gescoord door elke ploeg in alle gespeelde sets.

4.5. In de kolom “G” (“GEWONNEN SET”) schrijft hij het cijfer 1 in het vak voorbehouden voor elke set aan de zijde van de ploeg die deze set wint. Vervolgens schrijft hij het totaal aantal gewonnen sets van elke ploeg op de lijn “TOTALE DUUR SETS”.

4.6. In de kolom “Wi” (“WISSELS”) noteert hij in het vak voorbehouden voor elke set het aantal doorgevoerde wissels van elke ploeg, ook de uitzonderlijke wissels worden meegeteld. Op de lijn “TOTALE DUUR SETS” schrijft hij het totaal aantal wissels uitgevoerd door elke ploeg in alle gespeelde sets.

4.7. In de kolom “TO”  (“DODE TIJDEN”) noteert hij in het vak voorbehouden voor elke set het aantal dode tijden toegekend aan elke ploeg. Op de lijn “TOTALE DUUR SETS” schrijft hij het totaal aantal dode tijden toegekend aan elke ploeg in alle gespeelde sets.

4.8. Op de laatste lijn schrijft hij de naam van de winnende ploeg en rechts van het cijfer 3 het aantal sets dat zij heeft verloren. Als de reservewedstrijd eindigt op 2-1, verandert hij de “3” in “2”.

4.9. Met toestemming van de eerste scheidsrechter noteert hij de eventuele opmerkingen die op het gepaste ogenblik werden geformuleerd. Het is de ploegkapitein die deze opmerkingen meedeelt of eventueel zelf opschrijft onder toezicht van de eerste scheidsrechter.

4.10. Hoewel voor de invallerwedstrijd in rotatievak ‘SET 5’ gebruikt wordt, wordt de uitslag in het vak ‘RESULTAAT’ toch ‘set 3 ‘ gebruikt.

4.11  In alle niet gebruikte vakjes van de ingevulde lijnen wordt het cijfer nul(o) ingeschreven.

4.12.Eindopmerking.

  1. Alle vermeldingen, die geen specifieke plaats op het WSB hebben, worden genoteerd in het vak “OPMERKINGEN”.

             *  Als de libero(’s) van één of beide ploegen NIET gespeeld heeft (hebben) wordt dit hier genoteerd.

  1. Indien in deze zone onvoldoende plaats vrij is, mag de keerzijde van het WSB gebruikt worden, mits verwijzing ernaar. Denk eraan dat deze opmerkingen dan op ELKE KEERZIJDE moeten geschreven worden

 

4.13. Ten slotte worden de handtekeningen voor “GOEDKEURING” in de volgende orde geplaatst:

            a. markeerder 2
b. markeerder 1
c. ploegkapiteins A en B
d. tweede SR
e. eerste SR

  1. BIJ AFWEZIGHEID VAN EEN PLOEG WORDT HET WSB ZO VOLLEDIG MOGELIJK INGEVULD EN OPGESTUURD.

 

    1.   Hoofding volledig invullen( bovenste gedeelte van het WSB)(1.1 tot1.13)
    2.   Rechts in het onderste gedeelte: alles van de aanwezige ploeg (1.14 tot 1.18)
    3.   De SR beslist wanneer de rest van het WSB ingevuld wordt (15’ na officieel wedstrijdbegin).
    4.    Eindopmerking: Wie niet aanwezig is (eventueel waarom)
    5.    Handtekeningen in het vak ‘GOEDKEURING’  van aanwezigen
  1.         TOEGESTANE AFWIJKINGEN BIJ RESERVEWEDSTRIJDEN: KORTE MARKERING.

 

    1. Voor de wedstrijd.     
  1. Dient de hoofding door de thuisploeg volledig ingevuld te worden (1.1. tot 1.12.)
  2. De namen, vergunningsnummers en truinummers dienen door de respectievelijke ploegen ingeschreven te worden (1.13 tot 1.16.). Ook het stamnummer en de codenummers van de spelerslijsten inschrijven
  3. Onmiddellijk na de toss invullen van libero’s indien dit nog niet was gedaan. Daarna de kapiteins en coaches laten tekenen.
  4.  
  5. 6.2.      Tijdens de wedstrijd wordt onderstaande ingeschreven door markeerder of scheidsrechter *.

                         (i) basisopstelling, wissels en time-outs.
(ii) set uitslagen
(iii) bestraffingen, uitwijzingen en uitsluitingen.
(iv) eventuele bijkomende spelers of niet spelers.

6.3.      Na de wedstrijd het vak resultaat of uitslagen volledig invullen door de scheidsrechter (of markeerder)
(i) Kapiteins laten tekenen. Wedstrijdblad afsluiten als scheidsrechter door naam, vergunningnummer voor een niet officieel aangeduide
scheidsrechter, in te vullen en te tekenen.
(ii) Voor reservewedstrijden waar geen officiële scheidsrechter aangeduid is, mag de scheidsrechter (aangeduid door de thuisploeg en
aangesloten bij het verbond) het wedstrijdblad bijhouden voor het toepassen van de korte markering.